Contactpersonen werkgroep
Voorzitter: M.A. Lantinga, m.a.lantinga@amsterdamumc.nl
Voorzitter: R. Maan, r.maan@erasmusmc.nl
Secretaris: M.J. Coenraad, m.j.coenraad@lumc.nl
Vergaderdata
De werkgroep komt vier keer per jaar bijeen. Tijdens deze bijeenkomsten worden lopende projecten besproken en kunnen nieuwe initiatieven geïntroduceerd worden. Via deze structuur worden de werkgroepvergaderingen gebruikt om kennis met elkaar te delen en nieuwe samenwerkingen aan te gaan.
U kunt aanmelden en/of agendapunten aandragen bij de secretaris via secretariaat@portalehypertensie.nl. Zij die zijn aangemeld voor de werkgroepvergaderingen zullen vooraf aan de bespreking een agenda toegestuurd krijgen, eventueel voorzien van bijkomende documenten.
Werkwijze
Wilt u uw studie aanmelden bij de NVH Werkgroep Portale Hypertensie voor endorsement? Gebruik dan het aanmeldformulier
Werkgroepleden
S. Abraham, Alrijne Ziekenhuis
L.C Baak, OLVG, loc. Oost
Prof. dr. U.H.W. Beuers, Amsterdam UMC, loc. AMC
H. Blokzijl, UMCG
S. Bos, Treant Zorggroep
A.G.C. Broekhoven, LUMC
J. de Bruijne, UMCU
M.C. Burgmans, LUMC
S. Coenen, Erasmus MC
M.J. Coenraad, LUMC
F.J.C. Cuperus, UMCG
Prof. dr. O.M. van Delden, Amsterdam UMC, loc. VU
J.J. van Dijk – Kuiper, Albert Schweitzer Ziekenhuis
J. Erdmann, Amsterdam UMC, loc. VU
B.J. van der Hoven, Erasmus MC
R.J. Jacobs, Alrijne Ziekenhuis
H.J.M. de Jong, Jeroen Bosch Ziekenhuis
R.H. de Kleine, UMCG
M. Kramer, Maastricht UMC
A.J.P. van der Meer, Erasmus MC
J.J. Schaapman, LUMC
H. van Soest, MC Haaglanden
R.B. Takkenberg, Amsterdam UMC, loc. AMC
E.T.T.L. Tjwa, Radboudumc
B.J. Veldt, Reinier de Graaf Ziekenhuis
Prof. dr. J. Verheij, Amsterdam UMC, loc. AMC
J.M. Vrolijk, Rijnstate Ziekenhuis
U.S. Wiersema, Franciscus Gasthuis en Vlietland
K. de Wit, Amsterdam UMC, loc. AMC
Mocht u de naam van uw centrum hier onverhoopt niet terugvinden, dan is het vriendelijke verzoek om dit kenbaar te maken bij de secretaris (secretariaat@portalehypertensie.nl).
Over de werkgroep
Er zijn voor Nederland geen prevalentiecijfers van levercirrose bekend. Geschat wordt dat 0.2% van de Nederlandse bevolking die ouder dan 12 jaar zijn een levercirrose heeft. Dat zou neerkomen op 34.000 patiënten. (1) Omgerekend waren er in 2012 ongeveer 5000 ziekenhuisopnames in verband met complicaties van chronische leverziekten of levercirrose (2). Het aantal sterfgevallen als gevolg van levercirrose zou in 2016 ten opzichten van 2015 gestegen zijn van 389 naar 460 gevallen. (3) Ook in Groot Brittannië is het aantal patiënten met levercirrose met 68% gestegen. Dit wordt vooral toegeschreven aan een toename van het aantal gevallen van alcohol abusus, overgewicht en chronische hepatitis C. (4)
Klinisch kan cirrose verdeeld worden in een gecompenseerde fase, die grotendeels asymptomatisch verloopt en een gedecompenseerde fase, welke zich kan uiten in het ontwikkelen van ascites, het optreden van varices bloedingen, hepatische encefalopathie of geelzucht. De overgang van gecompenseerde naar gedecompenseerde levercirrose is een cruciaal moment in het beloop van de ziekte en gaat gepaard met significante daling in overleving. De mediane overleving bij gecompenseerde cirrose is meer dan 12 jaar, terwijl dat voor patiënten met een gedecompenseerde levercirrose ongeveer 2 jaar is.
De complicaties van levercirrose zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan de ontwikkeling van portale hypertensie (varicesbloeding, ascites en hepatische encefalopathie). Met de introductie van de Fibroscan® kan tegenwoordig al vroeg een goede inschatting gedaan worden naar de aanwezigheid van klinisch significante portale hypertensie. Een impedantie van < 20kPa in combinatie met een trombocytengetal > 150 x 10E9/L heeft een laag risico op klinisch significante oesofagusvarices, waardoor endoscopische surveillance niet noodzakelijk is. (5). De Model of Endstage Liver Disease (MELD) is daarbij ook een belangrijke voorspeller van lever gerelateerde mortaliteit. (6) Toch dekt de MELD-score niet het gehele spectrum van levercirrose. Zo wordt de aanwezigheid van ascites niet meegenomen in de score, terwijl ongeveer 60% van de patiënten in het beloop van hun ziekte ascites ontwikkelt. (7). De prognose van patiënten die ascites ontwikkelen is duidelijk ongunstiger, waarbij 40% binnen het jaar overlijdt en de mediane overleving van patiënten met refractaire ascites is met 6 maanden nog slechter. (8)
De Nederlandse richtlijnen adviseren patiënten met gecompenseerde levercirrose halfjaarlijks te screenen op hepatocellulair carcinoom. (9) Dit leidt tot een duidelijk betere overleving in vergelijking tot patiënten die niet in een surveillance programma zitten. (10). Toch ontwikkelt een groot percentage van de patiënten geen hepatocellulair carcinoom. Ook zal het overgrote deel van de patiënten na adequaat behandelen van de onderliggende leverziekte geen progressie ontwikkelen van de levercirrose. Het ontbreekt echter van niet invasieve factoren die kunnen voorspellen wie in de toekomst complicaties gaat ontwikkelen. Om een beter zicht te krijgen op het beloop van patiënten met levercirrose en de ontwikkeling van complicaties is een landelijke werkgroep portale hypertensie opgericht. De werkgroep bestaat uit leden van zowel academische als regionale ziekenhuizen en heeft tot doel om de prevalentie van levercirrose en de daaraan gerelateerde complicaties in kaart te brengen. Daarnaast zal de werkgroep landelijke studies ondersteunen die de behandeling van complicaties van portale hypertensie moet verbeteren. Tenslotte zal de werkgroep een coördinerende rol spelen bij het tot stand komen en onderhouden van landelijke richtlijnen. Geïnteresseerde specialisten kunnen contact opnemen via secretariaat@portalehypertensie.nl.
De werkgroep van de NVH is opgericht in 2018 en bestaat uit leden van zowel academische als regionale ziekenhuizen en heeft tot doel om de prevalentie van levercirrose en de daaraan gerelateerde complicaties in kaart te brengen. Daarnaast zullen landelijke studies worden ondersteund die de behandeling van complicaties van portale hypertensie moet verbeteren. Tenslotte zal de werkgroep een coördinerende rol spelen bij het tot stand komen en onderhouden van landelijke richtlijnen.
Literatuur
1. http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=83005NED&D1=a&D2=0-13&D3=0&D4=l&HDR=G2,G3,G1&STB=T&VW=T
2. http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=71860ned&D1=1,3,5,7-8&D2=1-2&D3=0&D4=515&D5=0,9,14,19,24-31&VW=T
3. http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=7233&D1=842&D2=0&D3=0&D4=0,4,9,(l-1)-l&VW=T
4. Fleming KM, Aithal GP, Solaymani-Dodaran M, Card TR, West J. Incidence and prevalence of cirrhosis in the United Kingdom, 1992-2001: a general population-based study. J Hepatol. 2008 Nov;49 (5):732-8.
5. De Francis R on behalf of the Baveno VI Faculty. Expanding consensus in portal hypertension Report of the Baveno VI Consensus Workshop: Stratifying risk and individualizing care for portal hypertension. Journal of Hepatology 2015 vol. 63 ; 743–752
6. Kamath PS, Wiesner RH, Malinchoc M, Kremers W, Therneau TM, Kosberg CL, D’Amico G, Dickson ER, Kim WR. A model to predict survival in patients with end-stage liver disease. Hepatology. 2001 Feb;33(2):464-70.
7. European Association for the Study of the Liver (2010) EASL clinical practice guidelines on the management of ascites, spontaneous bacterial peritonitis, and hepatorenal syndrome in cirrhosis. J Hepatol 53:397–417
8. Moreau R, Delegue P, Pessione F, Hillaire S, Durand F, Lebrec D, Valla DC (2004) Clinical characteristics and outcome of patients with cirrhosis and refractory ascites. Liver Int 24:457–464
9. Eskens FA, van Erpecum KJ, de Jong KP, van Delden OM, Klumpen HJ, Verhoef C, Jansen PL, van den Bosch MA, Méndez Romero A, Verheij J, Bloemena E, de Man RA. Hepatocellular carcinoma: Dutch guidelines for surveillance, diagnosis, and therapy. Neth. J. Med. 2014 Jul;72(6):299-304.
10. van Meer S, van Erpecum KJ, Sprengers D, Coenraad MJ, Klümpen HJ, Jansen PL, IJzermans JN, Verheij J, van Nieuwkerk CM, Siersema PD, de Man RA. Hepatocellular carcinoma in cirrhotic versus noncirrhotic livers: results from a large cohort in the Netherlands. Eur J Gastroenterol Hepatol. 2016 Mar;28(3):352-9